Culinaire monumentenbeschermers: dat zijn vader Hubert en zijn zoon Danny Bulens van het vleeswarenbedrijf BUVA uit Houthalen. De slagersfamilie heeft vrijwel op haar eentje het oerproduct de kempense balkenbrij voor uitsterven behoed. tijdens de vorige eeuw was balkenbrij het krachtvoeder voor de hard zwoegende Limburgse boeren en mijnwerkers. Zij aten het bij het ‘s morgens, ’s middags en ‘s avonds. tien jaar geleden was dit zeer streekgebonden vleesgerecht echter in de hele regio vrijwel nergens meer te verkrijgen bij de plaatselijke beenhouwers. “De oudere klanten bleven er voortdurend naar vragen bij mijn vader”, vertelt Danny. “Hij had toen nog een kleine beenhouwerij in het centrum van Houthalen. Vader heeft het oude recept opgevist en is terug balkenbrij beginnen te bereiden. Met succes want dergelijke streekproducten zijn nu heel erg in.”
Nog maar weinige mensen kennen het woord balkenbrij, laat staan het vleesproduct. “Pensen of bloedworst zijn beter gekend”, zegt Danny. “Balkenbrij is losse bloedworst. Het vlees wordt niet in een darm gestoken maar in een vaste brij gegoten en nadien in vingerdikke plakken gesneden.”
Kempense balkenbrij wordt al sinds mensenheugenis gemaakt met zogenaamd slachtafval van varken: kopvlees, keelspek of kaken en varkensbloed. “De grondstoffen zijn niet duur maar de bereiding is enorm arbeidsintensief”, zegt Danny. “Net zoals vroeger wordt de brij gekookt in een open ketel in een gekruide bouillon. Later wordt er boekweitmeel aan toegevoegd, ook een typisch Limburgs product. Je kan het krokant bakken in de pan maar ook weer tot brij prakken. Vaak wordt het gegeten met gebakken aardappelen, appelspijs of gebakken appeltjes. Het is wintereten en daarom bereiden we het niet in de zomer.”
BUVA heeft nog een tweede erkend streekproduct: de kempense gebakken paté, ook gemaakt van slachtafval van varken en varkenslever. “Onze paté is uniek omdat hij droog gebakken wordt”, zegt Danny. “Dat levert nog de echt gebakken smaak van vroeger op. Als de paté uit de oven komt, wordt er nog een jus als een hoedje over gegoten om de buitenkant sappig te houden. Het is een fijne paté die kan gesneden worden. De plakken passen zoals vroeger juist op een boterham. Ik eet het tussen de boterham met siroop.”