Waar is de tijd dat je bij opa of oma een slokje elixir kreeg, als slaapmutsje, of wanneer je buik wat zeer deed na het eten? Een paar drupjes Elixir d’Anvers op een suikerklontje, en je voelde je meteen al een stuk beter.
Paardenfokkers hadden steevast een fles van de kruidenlikeur bij de hand: een paard met kolieken, kreeg een paar flinke slokken Elixir d’Anvers. Het wordt nog altijd letterlijk een paardenmiddel genoemd.
19 maart 1863: Francois-Xavier de Beuckelaer ontdekt, na het beëindigen van zijn dokters- en apothekersstudies, en na jarenlange opzoekingen en proeven, een heerlijke, weldoende kruidenlikeur. In 1870 deponeert hij zijn Elixir d’Anvers als een liqueur de table, en maakt daar mee meteen duidelijk dat zijn drankje van een ander kaliber is dan de puur medicinale elixirs van de apothekers, die toen heel courant waren. Al gauw wordt Elixir d’Anvers geroemd om zijn digestieve en weldoende eigenschappen elke huisvrouw heeft het gele drankje in haar apothekerskastje staan, al verhuist het al snel naar het bar- meubel. Rond 1900 was een hoogtepunt voor de elixirs in België. Elke apotheker bood zijn versie van het gezondheidsdrankje aan en zowat elke Belgische likeurstoker bracht een variant op de markt.
FX de Beukelaer is niet de enige met een succesvol elixir. In 1903 kwam Stokerij De Poldernaar met een eigen versie van Belgisch elixir op de Antwerpse markt. De fles draagt overigens nog altijd het originele etiket van toen, een beeld van het leven in Oorderen, een dorp in het Waasland dat verdwenen is bij de uitbreiding van de haven.